Kroonprins Leopold, later koning Leopold II van België, maakte vergevorderde plannen om Nederland binnen te vallen, met als doel de Nederlandse koloniën te veroveren en strategische gebieden als Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant, Nederlands-Limburg en het Groothertogdom Luxemburg bij België te voegen.
Leopold zag Nederland als kwetsbaar, omdat het leger volgens Belgische spionnen veel zwakker en kleiner was dan het Belgische leger en er minder financiële middelen werden besteed aan defensie.
Een uitgebreide Belgische spionagemissie naar Nederland in 1854 bracht gedetailleerde schetsen van belangrijke Nederlandse forten mee terug en concludeerde dat Nederland sterk leunde op waterverdedigingslinies, zoals de goed onderhouden Hollandse Waterlinie.
Leopolds plan omvatte een oproer in de katholieke regio’s van Nederland, waar hij steun verwachtte van de 1,2 miljoen katholieken die daar toen woonden.
De aanval zou starten met een invasie over de Waal, gevolgd door een verrassingsaanval op Amsterdam.
Na de verovering zouden de verdedigingslinies bij Utrecht in de rug worden aangevallen.
Het uiteindelijke doel was om Nederland’s katholieke gebieden tot aan de grote rivieren onder één Belgische kroon te verenigen.
Hierbij zou koning Willem III worden afgezet en de bevolking zou kunnen oordelen over het lot van de katholieken.
De aanval vond echter nooit plaats, omdat koning Leopold I het risico te groot achtte en geen steun van Frankrijk kreeg.